Karaktermoord is een terugkerend thema in de hedendaagse politiek. Uit cijfers van het Ministerie van Binnenlandse Zaken blijkt dat vooral vrouwelijke politici en bestuurders de afgelopen jaren aanzienlijk meer werden bestookt met haatberichten dan hun mannelijke collega’s.
Van Sylvana Simons tot Femke Halsema, telkens weer zetten (sociale) media de aanval in om bepaalde vrouwen, maar ook mannen, zwart te maken en hun geloofwaardigheid te ondermijnen om ze zo van het politieke toneel te doen verdwijnen. Een aanval is vaak gericht op het gebrek of teveel aan mannelijkheid of vrouwelijkheid van het slachtoffer. Daarbij worden insinuaties, halve waarheden gemengd met regelrechte leugens en stigmatiserende etiketten (heks, hoer) vaak niet geschuwd. Het doel van het nummer is om dit gegeven wat meer in historisch perspectief te plaatsen. Klopt het dat karaktermoord in de politiek toeneemt, en is het een Nederlands verschijnsel dat vergelijkbaar is met internationale tendensen? De haatdragende vergelijkingen met een heks, die Sigrid Kaag kreeg te verduren, zijn ook uit de Amerikaanse politiek bekend.
In verschillende studies is karaktermoord in een breder perspectief geplaatst als historisch verschijnsel dat afzonderlijke gevallen met elkaar verbindt en in een conceptueel kader plaatst. Gender heeft hierbij ook aandacht gekregen, maar is nog niet apart gethematiseerd. Gendergeschiedenis is voor karaktermoord een nuttige invalshoek, omdat de gender-gerelateerde aanvallen altijd iets zeggen over welke normen voor vrouwelijke en mannelijke politieke figuren in dit opzicht gehanteerd worden. En dat verschilt per tijd en plaats.